“En Jezus, dat horende, zeide: Deze krankheid is niet tot de dood maar ter heerlijkheid Gods.”
Johannes 11:4
Martha en Maria hebben iemand erop uit gestuurd om de boodschap aan Jezus over te brengen. Na enige tijd vindt hij de Heere. Vol spanning en bezorgdheid vertelt hij Hem dat Lazarus ziek is. Wat zal de Heere Jezus verdrietig zijn nu Hij hoort van de ziekte van Zijn vriend. Of vol medelijden over de nood van diens zussen. Of vol vuur om er iets aan te gaan doen. Maar niets van dit alles.
De reactie van de Heere is (met eerbied bedoeld) nogal koel. Hij hoort wel wat er is, maar het lijkt Hem weinig te doen. De boodschapper gaat onverrichter zake weer naar huis. De Heere Jezus belooft niet dat Hij zal komen. En zijn woorden klinken niet vol liefde en medelijden.
Nog wordt het wel eens zo ervaren. In je eigen ziel is de nood zo hoog, maar het lijkt wel of dat God niet raakt. Zelf weet je je geen raad, maar God lijkt onbewogen. Dan stormt het in je ziel en roep je met de discipelen: ‘Meester, bekommert het U niet, dat wij vergaan?’ (Markus 4:38).
Maar wie de Heere Jezus kent, die weet wel beter. Hij is geen onbewogen beweger. Hij is geen tiran die er alleen maar op uit is dat het met zijn zaken goed gaat. Ten diepste is God dieper met ons bewogen dan wijzelf. Wij zijn immers degenen die ons in het verderf gestort hebben. Wij zijn degenen die meenden gelukkiger te zijn zonder God. En als dat veranderd is, als we wél ons heil bij God zijn gaan zoeken, dan komt dat doordat Hij aan ons is gaan trekken. Hij laat ons niet zomaar gaan. Maar Hij kijkt wel anders dan wij, Hij weet wat werkelijk goed is.
En zo spreekt de Heere Jezus hier tegen de boodschapper en tegen Zijn discipelen. ‘Deze krankheid is niet tot de dood’ – dat betekent niet dat Hij als het ware Zijn schouders ophaalt en zegt: ‘Het valt allemaal wel mee.’ Hij weet dat Lazarus doodziek is en sterven zal, maar het is alsof Hij zegt: ‘De dood is niet de belangrijkste uitkomst van deze ziekte.’
Zo lijkt het vaak wel. Als iemand in zijn ziekteproces naar het einde toegaat, dan wordt het bed een ‘sterfbed’. En begrijpelijk. Dat is immers het meest aangrijpend. Als het lichaam uitteert, als je een geliefde moet gaan loslaten. De dood lijkt alles te bepalen.
Maar nu zegt de Heere: ‘Kijk zó niet!’ Het gaat niet alleen maar naar de dood toe. De dood is niet het enige dat overblijft, sterven is niet het enige dat daar gebeurt, zelfs niet het grootste dat daar gebeurt. Laat niet het uitzicht op de dood je blind maken voor al het andere dat de Heere juist daar ook werkt. Wat is er dan nog meer? Daar is liefde en zorgzaamheid. Daar is geestelijk onderwijs. En degene die in de Heere sterft, die is naar Huis aan het gaan!
Maar iets gaat daar bovenuit. Bij het sterfbed van iemand als Lazarus of Jakob of David of Johannes. ‘Deze ziekte is ter heerlijkheid Gods!’ Dat is het grootst denkbare. Met voorzichtigheid gezegd: een mooiere ziekte is niet denkbaar. Een ziekte die strekt tot heerlijkheid van God is een gezegende ziekte. En dat geldt voor álle dingen van het leven. Moeilijke en mooie dingen. Het zijn goede, gezegende zaken als ze leiden tot de eer van God.
Dat is immers het doel waarmee we geschapen zijn. God heeft ons geschapen tot Zijn eer. Daar heeft God recht op. Wij stellen onszelf graag centraal, maar we moeten God centraal stellen. En God? Moet Hij ons centraal stellen? Welnee, want het heelal draait niet om ons. God is God, en daarom is Hij de enige Die Zichzelf centraal mag stellen. En Hij zal er ook voor zorgen dat het gebeurt: ‘Dit volk heb Ik voor Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen’!
En weet u wat het wonder is? Als God in ons leven centraal komt te staan, dan gaat het ook goed met ons. Net als wanneer een vrouw haar man prijst tegenover haar vriendinnen, of wanneer een man tegenover zijn collega’s pocht op zijn echtgenote. Als zij hem centraal stelt en hij haar, dan gaat het goed in het huwelijk.
Nee, God zal nooit ons centraal stellen, dan zou de schepping op zijn kop staan. Maar in Zijn wonderlijke ontferming is Hij wel gericht op ons behoud. Ja, Hij vraagt van ons dat wij Hem verheerlijken, maar Hij zorgt zelf dat Hij ons gelukkig maakt. Wie zichzelf vernedert, die wordt verhoogd (en andersom).
De ziekte van Lazarus is tot heerlijkheid van God. Hoe, dat zullen we nog horen. In elk geval weten we nu al, dat Lazarus en zijn zussen er niet slechter van worden – integendeel. Maar God brengt hen wel in het nauw. Lazarus sterft en Martha en Maria zijn wanhopig. Het gaat door de diepte heen, een diepte waarin zij zich wel afgevraagd hebben of de Heere nog wel aan hen dacht. Maar laat dat maar aan Hem over. Zijn liefde is zo groot… als je die ziet wil je niet anders dan Hem verheerlijken!
M. van Reenen V.d.m.