“En in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden onder alle volken, beginnende van Jeruzalem.”        
(Lukas 24:47)

Deze woorden maken onderdeel uit van wat Jezus tot Zijn discipelen sprak op de avond van Zijn opstandingsdag. Eerst opende Hij hun verstand zodat ze de Schriften verstonden. Hoe nodig is dat ook nu nog. Kijk maar naar de discipelen. Zij begrepen nog niets van wat er in de Wet van Mozes, de Profeten en de Psalmen stond. Als je daar namelijk Christus nooit in hebt gezien dan heb je er nog helemaal niets in gezien. Zo was het met de discipelen. Maar Jezus haalt het deksel van hun hart. Zij gaan verstaan dat de Schriften van Zijn lijden en van Zijn opstanding spreken. Hoe nodig is dat voor u, voor jou en voor mij. Ontdek mijn ogen, zodat ik zie de wonderen van Uw Woord.

Dan gaat Jezus verder. Er moet nu -ook naar de Schriften!- In Jezus’ Naam gepredikt gaan worden. Jesaja zei: Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, dan zal Hij zaad zien. Maar hoe zal die vrucht er komen als Hij niet gepredikt zou worden? Zijn lijden en opstanding maken namelijk bekering en vergeving van zonden mogelijk. Zij zijn de toepassing van het volbrachte werk, de uitwerking ervan. Vandaar dat Jezus dit er in een adem bijvoegt en daarna nog zegt: Gij zijt getuigen van deze dingen. Jullie zijn voor mij de instrumenten, waardoor Ik deze toepassing van het verworven heil ga realiseren. Dat gaat in de weg van prediking, van getuigen dus!

Bekering en vergeving van zonden zijn samen de inhoud van dit getuigenis. Zij zijn ook  beide nodig. Zij hangen dus nauw met elkaar samen. Er is geen bekering denkbaar zonder vergeving van zonden en andersom. Nee, het is nooit zo dat je op grond van je bekering vergeving ontvangt. Nooit is de bekering de basis, nooit zijn berouw en ommekeer de verdienende oorzaken van de vergeving. Maar wel zijn zij de weg waarin de vergeving wordt ontvangen. Wie denkt dat zijn zonden vergeven zijn maar bekering ontbreekt, droomt een droom die bedrog is. Onmogelijk!

Bekering en vergeving der zonden. Bekeert u, opdat uw zonden afgewist zullen worden, zo verkondigt straks Petrus op het tempelplein. Ook op het Pinksterfeest klonk dat al. Het is dus een bevel, dat in Zijn Naam wordt uitgevaardigd. Maar het is ook een gave. Als dat ook niet zo was dan zou het bevel tot bekering tot de onmogelijke opgaven behoren. Onbegonnen werk, omdat het namelijk bij plichtmatige voornemens zou blijven steken. Gelukkig is Hij het ook Zelf die bekering geeft. Hij maakt bekering mogelijk en werkt die uit in de harten en levens van de mensen. Zacheus is daar een prachtig voorbeeld van. Aan zijn huis is zaligheid geschied. Dat betekent ook dat er van ommekeer sprake was. Wie heeft dat bewerkt? Christus, Die in zijn huis moest blijven! Bekering mag en moet dus gepredikt worden als opgave en als gave. Niet alleen het bevel tot maar ook het tot stand brengen van  geschiedt in Zijn Naam. De roep tot bekering moet dan ook bij Christus brengen. Er is geen bekering mogelijk en denkbaar zonder Hem. Het wordt in Zijn Naam gepredikt. Je weet dus Wie je aanklampen moet als je het zelf niet tot stand weet te brengen. Leg je in onmacht voor Hem neer. Hij zal het je geven.

In de weg van bekering wordt je ook vergeving van zonden geschonken. Zondaars die berouw hebben mogen het horen: uw zonden zijn u vergeven. Die belofte mogen zij geloven. Zij wordt namelijk niet zomaar verkondigd. Niet in naam van de prediker of van de kerk. Nee, in de Naam van Jezus Zelf. En Zijn Geest is het, Die het ook in het hart bevestigt. Hij werkt ook Zelf het geloof in de belofte van het evangelie. Zo wordt vergeving van zonden een geestelijke werkelijkheid.

Bekering en vergeving. De twee weldaden die Christus door de prediking laat uitdelen en wegschenkt. En dat onder alle volken. Ja, werkelijk, in het roepen tot en in het aanbieden van deze zaken mogen we niemand overslaan. Alle creaturen moeten het evangelie gepredikt krijgen. Alle volken onderwezen. Wij mogen geen onderscheid maken in  het oproepen tot bekering en geloof. In de prediking van Gods beloften mag de bazuin luid en overal klinken. Wendt u tot Hem en wordt behouden, alle gij einden der aarde!

Daarmee moet zelfs begonnen worden in Jeruzalem. Wij zouden denken: die maar het laatst. Daar is de Heere gekruisigd. Zet die maar onder aan de rij. De anderen gaan ditmaal voor. Maar nee, er moet daar met de prediking van bekering en vergeving begonnen worden waar de zonde het ergst is geweest. In Handelingen 4 mag Petrus het zelfs de hogepriester voorhouden: de zaligheid is in geen ander. Hij, die Jezus des doods schuldig heeft geoordeeld en zijn klederen daarbij heeft gescheurd mag het uit de mond van een van Jezus’ jongeren vernemen: wij moeten door Hem zalig worden. Dat de hogepriester dat heeft laten liggen is een ander verhaal. Daarmee heeft hij zijn oordeel ongetwijfeld alleen maar groter gemaakt. Het blijft echter een feit dat het ook hem in Christus’ Naam gepredikt is. Het zou ook voor Kajafas nog hebben gekund. Het kan ook nog voor u. Bij Jezus is bekering en vergeving te verkrijgen. Kom er dan om bij Hem!

Ds. J.L. Schreuders

“Zo ik naar de mens tegen de beesten gevochten heb in Efeze, wat nuttigheid zou het mij geven indien de doden niet opgewekt worden? Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij.” (1 Korinthe 15:32)

Zonder God en zonder hoop in deze wereld te zijn is de meest troosteloze boel, die er bestaat. En toch leven tal van mensen zo. Van nature allemaal. Daarom is het niet zo vreemd dat het zo algemeen is. Paulus mocht door de genade die hem gegeven was een uitzondering zijn die de regel bevestigt. Gelukkig zijn er zulke uitzonderingen meer. Er is zelfs een hele schare van, die niemand tellen kan. Het zal er maar om gaan of u en ik daarbij zijn!

In Efeze werd door sommige invloedrijke dwaalleraars  de opstanding van de doden op de jongste dag geloochend. De opstanding zou alleen een geestelijke zaak zijn (het komen tot geloof) en niet ook een lichamelijk gebeuren  op de jongste dag. De consequentie van deze opvatting is dat er dan ook geen sprake kan zijn van een lichamelijke opstanding van Christus. Waar geen oogst is, is immers ook geen eersteling van de oogst. En waar Christus niet is opgewekt is alles tevergeefs. Prediking, geloof, maar ook alle lijden dat voor Zijn naam ondergaan is. Allemaal voor niks.

Waarvoor zou Paulus zich dan alle uren in gevaar begeven? Zijn leven was daadwerkelijk niet meer dan een gestadige dood. Iedere dag in doodsgevaar. Waarom eigenlijk als Jezus toch niet is opgewekt? Dan heeft het gewoon geen enkel nut of zin.

Paulus denkt in dat verband aan een voorval, dat hij meemaakte tijdens zijn langdurige verblijf in Efeze. Hij heeft daar namelijk tegen de wilde beesten gevochten. Sommigen denken dat dit letterlijk moet worden opgevat. Hij zou dan in de arena hebben gestaan en het tegen leeuwen hebben moeten opnemen. Maar deze letterlijke opvatting kan om meerdere redenen echter niet juist zijn. Ten eerste was Paulus een Romeins staatsburger en die mocht nimmer zoiets worden aangedaan. Paulus had zich met succes op zijn staatsburgerschap kunnen beroepen indien men zoiets met hem  van plan was. Bovendien zou de apostel dit net zo min als ieder ander mens hebben overleefd als zijnde een wel zeer ongelijke strijd. Hij bedoelt dit dan ook veeleer als bij wijze van spreken. De woorden ‘’naar de mens’’ zijn zo op te vatten: op een menselijke manier erover gesproken. Hij heeft het in Efeze , waar hij drie jaar verbleef,  meerdere keren heel zwaar te verduren gehad. Zo zwaar, dat je het wel een strijd tegen beesten zou kunnen noemen. Maar waarvoor zou je jezelf al die moeite op de hals halen, als alles toch ijdel is? Het zou dan toch veel wijzer zijn jezelf een gemakkelijker leven te gunnen.

Inderdaad, als Christus niet zou zijn opgewekt, dan is het tijd voor galgenhumor. Laat ons dan eten en drinken want morgen sterven wij. Paulus citeert hier Jesaja, die de losbollige inwoners van Jeruzalem hetzelfde laat zeggen (Jes. 22:13). Zij hebben dikke vreugde met runderen te slachten en wijn te drinken, want geniet van het leven , het duurt maar even. Pluk de dag! Het is het enige “geloof” dat zeer veel mensen in deze tijd nog beoefenen. Het heeft ook heel wat aanhangers binnen de kerken. Wilt u weten hoe de Heere er op reageert bij Jesaja ? Zo u deze ongerechtigheid verzoend wordt totdat gij sterft! Zij zal u dus geenszins vergeven worden! Je zult troosteloos sterven.

Toch is dit hetgeen erover blijft als wij niet leven vanuit de opstanding van Christus. Dus niet alleen wanneer wij die ontkennen zoals sommigen in Korinthe deden. Maar ook als het een dode belijdenis voor ons is. Als wij Pasen houden met minder vreugde dan onze verjaardag. Als Goede Vrijdag ons niet deed wenen en Pasen ons niet doet juichen. Dan leven we buiten de werkelijkheid van Christus. Dan is Carpe Diem onze hoogste levenswijsheid. Paulus heeft gelijk: hij had dan ook niet al die moeite in Efeze behoeven te dragen. Je kunt maar beter van het leven genieten zolang het duurt. Dan heb je tenminste nog wat voordat het licht uitgaat. Beste lezer, ben je ook al niet wijzer dan zo? Ik moet toegeven dat je wel een echt kind van deze tijd bent. Maar dat is dan ook alles, want je bent verder een dwaas.

Paulus roept ons krachtig tot de orde. Dwaalt niet, kwade samensprekingen verderven goede zeden. Dat is een citaat vanuit de heidense dichter Menander, een Epicureër.  Het betekent:  al zulke praat brengt niets dan zedenverwildering met zich mee. Dat zien we immers ook in onze tijd voor onze ogen gebeuren. De mens raakt meer en meer los van alles. Iedere onderscheiding van goed en kwaad valt weg. Alles wat heilig is staat ter discussie. Normen en waarden verschuiven als wisselende panelen, ook op Urk en het  gaat ook de Moria niet voorbij. Komt het ten diepste niet daardoor omdat we niet vanuit de opgestane Christus leven? Dat maakt zorgeloos en nonchalant. Het brengt tot een mentaliteit van: wat zou het ? Maak je niet dik, want dun is de mode. Alles is ijdelheid en dus  nog maar een poosje genieten. Als het op is dan zien we maar weer.

Paulus hijst in Korinthe de stormbal. Wij moeten u de misthoorn laten horen. Waakt op rechtvaardiglijk en zondigt niet! Want sommigen (Gode zij dank niet allen) hebben de kennis niet. Ik zeg het u tot schaamte. Als dat dus ook van u, lezer, geldt of van jou, dan weet je wat je doen moet: je schamen! En je moet echt en terecht wakker worden. En niet langer zondigen door op zo’n losbollige manier verder te leven. Het moet tot ware kennis van Christus komen  en van de kracht van Zijn opstanding. Want met een zorgeloos leven als een eenentwintigste eeuwse  Epicureër ga je zeker verloren. Je loopt stuk tegen de klippen. Dan kun je nog maar beter zoals Paulus tegen de beesten te strijden hebben. Maar dan wel vanuit de wetenschap: het is niet zonder nuttigheid, want Christus is opgestaan en wij zullen met Hem volgen. Dat is een leven met vaste hoop.

Ds. J.L. Schreuders


“Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, die zeggen dat het alzo geschieden moet?”
“Doch dit alles is geschied opdat de Schriften der profeten vervuld worden.”
(Mattheus 26: 54 en 56)

Tweemaal staat het vlak achter elkaar in dit gedeelte: de Schriften der profeten moeten vervuld worden. Welke Schriften zijn dat precies?

Wij zijn in deze geschiedenis getuige van de gevangenneming van Jezus. Hij is in de hof bij de Olijfberg. Driemaal heeft hij Zich gehoorzaam overgegeven tot het drinken van de beker: Uw wil geschiede. Driemaal vond Hij Zijn drie beste discipelen slapend. Toen hij hen de derde keer daarop aansprak, kwam Judas met de bende er al aan om Hem te vangen. De verrader wist wel waar Jezus met Zijn overige discipelen was. Hij was daar al vaker naar toe gegaan als Hij in Jeruzalem was, zeker gedurende de laatste week.

Jezus wordt gegrepen en vervolgens ontstaat er een handgemeen. Het zwaard wordt getrokken en een dienstknecht van de hogepriester verliest zijn rechteroor. Noch de naam van hem die geraakt werd (Malchus), noch de naam van de discipel die sloeg (Petrus) noch het feit van de genezing van het oor wordt hier gemeld.

Alle nadruk ligt hier op iets anders. Jezus verbiedt hen het optreden met het zwaard en daarmee tegelijk ieder verzet tegen de gevangenneming. Als er al verzet zou moeten wezen, dan hoeven de discipelen dat niet te doen. Een bede tot de Vader hoeft er slechts te worden opgezonden en er is al een legermacht op de been van twaalf legioenen engelen. Dat zou dan om tientallen duizenden gaan. Maar Hij zendt dat gebed niet op! Er komt geen hulp van engelen. Waarom niet?

Omdat Hij de drinkbeker moet drinken, want dat is de wil van de Vader. Hij moet Zijn ziel gaan uitstorten in de dood. Hij moet de toorn van God gaan lijden. Dat alles hebben de profeten gezegd, vooral Jesaja. Dat kan niet onvervuld blijven, want dan is het woord van de Heilige Geest niet waar, Die door de profeten gesproken heeft. Dat mag niet onvervuld blijven, want dan blijft alle redding uit voor Zijn discipelen en voor ons. Hij moet gebonden en weggevoerd worden. Het moet alzo geschieden. Dat is een goddelijk moeten. Zonder voldoening is er immers geen verzoening. Gods heilsplan voor zondaren kost Zijn eigen Zoon het leven en het bloed. Er kan niet anders voor de zonden betaald worden dan door de dood van Gods Zoon. De Schriften zeiden al dat dit onontkoombaar was. Die moeten dus in vervulling gaan. Daar past geen gebed om ingrijpen vanuit de hemel bij en evenmin een gewapend optreden van discipelen. De beker moet geledigd. Uw wil geschiede. Wij zien hier hoe vast dit alles heeft gelegen in Gods raad en plan. En ook hoe diep de Heere Jezus Zichzelf daaraan heeft over gegeven. Wat een getrouwe en dierbare Borg is Hij toch voor al degenen, die met hun zonden tot Hem komen.

Heeft Jezus dit eerst tegen Zijn discipelen gezegd, daarna bevestigt Hij dat nog ten overstaan van de bende, die Hem komt gevangen nemen. Gij zijt uitgegaan tegen Mij als tegen een moordenaar. Voorzien van tal van zwaarden en van stokken. En dat terwijl jullie Mij gemakkelijk hadden kunnen pakken als ik in de tempel sprak. Vooral de laatste week was Jezus iedere dag wel in de tempel geweest om te prediken. ’s Nachts in Bethanië en overdag in de stad. Hij was toen vlak bij hen in de buurt. Zij hadden Hem toen gemakkelijk kunnen meenemen en zonder al te veel geweld kunnen vast zetten. Zwaarden en stokken en nachtelijke avonturen waren dus helemaal niet nodig geweest. Zij hebben het niet gedaan. Zij komen Hem liever met man en macht arresteren in de hof.

Daarmee werken ze onbedoeld en ook onwetend mee aan de vervulling van de Schriften: En Hij is met de overtreders geteld. Met de misdadigers gerekend. Wij zien hier iets van hun onmacht, ondanks het grof geweld. De Schriften moeten in vervulling gaan en zij leveren daar noodgedwongen hun aandeel aan. De hemel lacht om al dit aards gedruis. Zij vervullen met al hun gewoel toch alleen maar de raad van God. Niemand kan het keren. Zij moeten er zelfs een bijdrage aan leveren. Wat zijn ze dan nietig. God en Zijn Woord zijn de baas. Christus overwint hier in de boeien. Tot heil van een gebonden volk, dat Hij ontbinden gaat. Dat is het geheimenis van de verlossing. Zij hoeven niet gebonden te blijven. De Gevangene maakt gevangenen los. Zo geschiedt het nog. Bent u/jij al vrij dankzij Hem?

Ds. J.L. Schreuders

Ai, laat van mij Uw Heil’gen Geest niet scheiden
“Verwerp mij niet van Uw aangezicht en neem Uw Heilige Geest niet van mij”.
(Psalm 51:13)

Ja, de Heilige Geest in het Oude Testament. Kan dat wel terwijl het nog geen Pinksteren is geweest? Jawel beste lezer, de Heilige Geest kom je al tegen bij de Schepping in het tweede vers van de Bijbel. Je hebt daar alle drie Personen bijeen. God (de Vader) schiep door het Woord (de Zoon) en de Heilige Geest broedde (zweefde) over de wateren. De kerk van alle eeuwen zegt dan ook terecht van alle drie de Personen : van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.

Hoe zou ook David een kind van God hebben kunnen worden zonder de Heilige Geest? Hoe zou hij het waarachtige geloof kunnen beoefenen zonder die grote Werkmeester en innerlijke Onderwijzer? Dat geldt van alle heiligen, ook onder het Oude Testament. Het geloof was ook bij hen een gave Gods en het was niet uit hen.
De Geest was dus nog wel niet uitgestort in volle mate en breedte (ook buiten Israël ), maar natuurlijk wel werkzaam. U zou nog vreemd opkijken als ik alle teksten waarin de Geest van God in het Oude Testament wordt genoemd, zou uitschrijven. Een kerkblad vol. In het boek Jesaja bevindt zich zelfs een hoofdstuk van drie keer de Heilige Geest vlak achter elkaar in het bestek van enkele verzen. Zoek maar eens op welk hoofdstuk dat is.

David mocht dus de Geest van God hebben. Hij was er door genade vroeg bij. Op U heb ik gesteund van de baarmoeder af, van de buik van mijn moeder zijt Gij mijn Uithelper, zo lezen we ergens in de psalmen. Hij mocht reeds op God vertrouwen van de moederborst af aan. Wij lezen dat ook van Jeremia en Johannes de Doper. Nee, wij kunnen niet van alle zuigelingen geloven dat ze al wederom geboren zijn. Een veronderstelde wedergeboorte van alle dopelingen, zoals sommigen in de kerken geleerd hebben, vindt geen steun in Gods Woord en ook niet in de ervaring. Maar het zaad van het ware geloof kan wel al heel vroeg in een mensenhart ontkiemen. Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij U sterkte gegrondvest. Ook in onze tijd zijn daar wel voorbeelden van te vinden.

Wij treffen David al jong aan met zijn harp bij de kudden van vader Isai. Hoe heeft hij zijn geloof in de psalmen mogen belijden. Echt een man naar Gods hart. Alles toe te schrijven aan de genadige verkiezing door God.
Ja, maar hoe diep kan een mens ook dan nog niet vallen. Helaas lezen we van David zelfs dat dit twee maal gebeurd is. Eerst de ergerlijke dubbelzonde met Uria en Bathseba. Overspel en moord, twee bloedschulden, die David allebei des doods waardig maakten. Daaruit is Psalm 51 geboren. Maar ook daarna heeft David zich niet voor erge zonde gewacht. Dat had eigenlijk wel gemoeten. Als je door Gods grote goedheid terug bent gebracht van een groot kwaad, dan heb je voortaan temeer op je tellen te passen, dat zoiets niet nog een keer gebeurt. David heeft dat onvoldoende gedaan. Dat maakte de hoogmoedige zonde van de volkstelling des te ernstiger. Ook het feit dat hij door Joab zo werd aangesproken om het niet te doen, vergrootte nog zijn schuld. Een gewaarschuwd man telt immers voor twee. De Heere heeft Zijn toorn dan ook na beide voorvallen duidelijk laten blijken. Je zondigt nooit goedkoop. Ook al worden ze je vergeven en niet toegerekend tot verdoemenis, de gevolgen heb je vaak wel te dragen. Dat was bij David niet anders.

Psalm 51 werd dus door David gebeden toen de profeet Nathan gezegd had: Gij zijt die man. Hoe kwam David in de schuld! Hij kafferde de profeet niet uit. Hij ging niet in de ontkenning; dat kon ook welhaast niet. Hij boog het hoofd en nog meer het hart en ging als een boeteling pleiten om genade. Dat is een duidelijk bewijs dat de Heilige Geest niet van hem gescheiden was. De goddeloze gaat laaiend van woede of koud van onverschilligheid tekeer als hij op zijn zonde wordt gewezen. Gods kind gaat naar buiten en weent bitter. Er is ware verbrokenheid van het hart. De Geest, die wel zeer bedroefd werd, is niet geheel en al weg. Integendeel , Hij brengt het zondigende kind van God op de weg terug. Hij vernieuwt hem tot bekering. Dat is altijd zo als een ware gelovige in ernstig kwaad gevallen is. Er is geen afval der heiligen. Daar is Gods Woord duidelijk over.

Maar dat betekent niet dat het een vanzelfsprekendheid is. Zo van: de Geest kan toch niet weggaan, dus met mij kan ten diepste toch niets gebeuren. Je maakt er niet op een zorgeloze wijze misbruik van. Dat zien we ook aan David. Hoor hem maar bidden: Laat uw Heilige Geest niet van mij scheiden. De Heere zou David zeker geen onrecht hebben gedaan als Hij Zijn Geest van hem geheel en al had weggenomen. Het zou dik verdiend zijn. Dat erkent hij hier eigenlijk ook. Het is een wonder voor je dat het niet allang gebeurd is. En je erkent, dat het alsnog zou kunnen gebeuren als God naar het hoogste recht met je handelde. De wetenschap van de volharding van de heiligen maakt je dus niet losbollig. Nee, het doet je ernstig smeken: Heere toch, laat toch Uw Geest niet geheel bij mij weggaan. Het is genade en barmhartigheid dat God gebed verhoort.

Maar Hij wil er dus wel om gevraagd en gesmeekt worden. Doe toch Uw Geest bij mij blijven. Zonder de Heilige Geest wordt het niets. Wij zijn voortdurend aangewezen op de Geest, Die Christus voor ons verworven heeft. Het is goed en nodig dagelijks daarom te bidden ook nadat wij genade hebben ontvangen en gekend. Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest. Maar zeker ook dan moet het gebeden worden nadat wij de Geest bedroefd hebben en Hem het inwonen in ons hart onmogelijk hebben gemaakt. Dan zou het niet meer dan logisch zijn dat Hij vertrok. Vurig mag en moet er dan gepleit worden of Hij blijven wil. Op de belofte van God wordt dan een zeer ernstig beroep gedaan. Ik heb gezondigd, ik heb Uw aanwezigheid in mijn hart en leven mijzelf geheel onwaardig gemaakt. In die weg zal Hij blijven, zoals Hij ook van David niet gescheiden is. Niet voordat hij dit bad en ook niet erna. God is getrouw om het werk dat Hij eenmaal in de ziel begonnen is ook te voltooien. Zo’n God hebben we: HEERE, Vader, Zoon en Heilige Geest.

Ds J.L. Schreuders