NGB artikel 23
Artikel 23: Waarin onze rechtvaardiging bestaat Wij geloven dat onze gelukzaligheid gelegen is in de vergeving van onze zonden om Jezus Christus, en dat daarin onze rechtvaardigheid voor God begrepen is; zoals David en Paulus ons leren, verklarende de gelukzaligheid van de mens te zijn, dat God hem de rechtvaardigheid zonder werken toerekent. En dezelfde apostel zegt dat wij om niet, of uit genade gerechtvaardigd zijn door de verlossing die in Jezus Christus is. En daarom houden wij dit fundament altijd vast, aan God al de eer gevende, ons vernederende en bekennende zoals wij zijn, zonder iets van ons zelf of van onze verdiensten te vermeten, steunende en rustende op de gehoorzaamheid van de gekruisigde Christus alleen, welke onze is, wanneer wij in Hem geloven. Die is genoeg om al onze ongerechtigheden te bedekken, en ons vrijmoedigheid te geven, het geweten vrij makende van vrees, verbaasdheid en verschrikking om tot God te gaan, zonder te doen zoals onze eerste vader Adam, die al bevende zich met vijgebladeren bedekken wilde. En voorwaar indien wij voor God verschijnen moesten, steunende op ons zelf of op enige andere schepselen, hoe weinig het ook was, wij moesten, helaas, verslonden worden. En daarom moet een ieder zeggen met David: “Heere, ga niet in het gericht met Uw knecht, want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.”