Mattheüs 26:21-25 – “Een confronterende vraag”
Thema: “Een confronterende vraag”
1. De vraag van Jezus
2. De vraag van de discipelen
3. De vraag van Judas
Tekst: Mattheüs 26:21-25
21. En toen zij aten, zeide Hij: Voorwaar Ik zeg u, dat een van u Mij zal verraden.
22. En zij zeer bedroefd geworden zijnde, begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?
23. En Hij antwoordende zeide: Die de hand met Mij in den schotel indoopt, die zal Mij verraden.
24. De Zoon des mensen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is; maar wee dien mens door welken de Zoon des mensen verraden wordt; het ware hem goed, zo die mens niet geboren ware geweest.
25. En Judas, die Hem verried, antwoordde en zeide: Ben ik het, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd.