28 augustus 2022

2 Kronieken 34:23-33

Predikant:

23. En zij zeide tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israëls: Zegt den man die ulieden tot Mij gezonden heeft:
24. Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over deze plaats en over haar inwoners brengen; al de vloeken die geschreven zijn in het boek dat men voor het aangezicht des konings van Juda gelezen heeft.
25. Daarom dat zij Mij verlaten en anderen goden gerookt hebben, opdat zij Mij tot toorn verwekten met alle werken hunner handen, zo zal Mijn grimmigheid uitgegoten worden tegen deze plaats en niet uitgeblust worden.
26. Maar tot den koning van Juda, die ulieden gezonden heeft om den HEERE te vragen, tot hem zult gij alzo zeggen: Zo zegt de HEERE, de God Israëls: Aangaande de woorden die gij hebt gehoord:
27. Omdat uw hart week geworden is en gij u voor het aangezicht Gods vernederd hebt, als gij Zijn woorden hoordet tegen deze plaats en tegen haar inwoners, en hebt u vernederd voor Mijn aangezicht en uw klederen gescheurd en geweend voor Mijn aangezicht, zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de HEERE.
28. Zie, Ik zal u verzamelen tot uw vaderen, en gij zult met vrede in uw graf verzameld worden en uw ogen zullen al dat kwaad niet zien, dat Ik over deze plaats en over haar inwoners brengen zal. En zij brachten den koning dit antwoord weder.
29. Toen zond de koning heen, en verzamelde alle oudsten van Juda en Jeruzalem.
30. En de koning ging op in het huis des HEEREN, en al de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem, mitsgaders de priesters en de Levieten, en al het volk, van den grote tot den kleine toe; en men las voor hun oren al de woorden van het boek des verbonds, dat in het huis des HEEREN gevonden was.
31. En de koning stond in zijn standplaats en maakte een verbond voor des HEEREN aangezicht om den HEERE na te wandelen, en om Zijn geboden en Zijn getuigenissen en Zijn inzettingen met zijn ganse hart en met zijn ganse ziel te onderhouden, doende de woorden des verbonds, die in datzelve boek geschreven zijn.
32. En hij deed allen die te Jeruzalem en in Benjamin gevonden werden, staan; en de inwoners van Jeruzalem deden naar het verbond van God, den God hunner vaderen.
33. Josía dan deed alle gruwelen weg uit alle landen die der kinderen Israëls waren, en maakte allen die in Israël gevonden werden, te dienen, te dienen den HEERE hun God; al zijn dagen weken zij niet af van den HEERE, den God hunner vaderen, na te volgen.